Wil je als schrijver een bijdrage leveren, neem contact op met de redactie. Je krijgt dan van ons een bericht wanneer je kunt beginnen met schrijven. We verwachten van je dat je het vervolg van de roman dan binnen twee weken aan ons mailt. Voeg er ook een zeer beknopt CV-tje aan toe.

Omdat wij naast professionele schrijvers ook beeldend kunstenaars uitnodigen om deel te nemen aan het schrijven, zal niet iedereen een Harry Mulisch of Nicci French zijn. Het doel van deze Toendra roman is niet om een literair werk te maken dat in stijl en vorm een eenheid is, maar om samen een mooi, spannend verhaal te schrijven. Een werk dat leuk en plezierig is om te lezen. Het gaat vooral om de verrassende wendingen die iedere deelnemer er aan weet te geven!!! Iedere deelnemer is dus vrij om in zijn/haar eigen stijl en idioom te schrijven. Kortom: schrijven met je hoofd èn je hart.

Het is de opdracht aan de deelnemers om het verhaal verder te schrijven, er spannende wendingen aan te geven, het tot een boeiende climax te brengen. Maar schrijf er geen einde aan, want deze roman heeft geen einde, net zoals de kunst het eeuwige leven heeft!

donderdag 27 november 2008

HOOFDSTUK 1


Mesnil Val, Normandië, een regenachtige maandagmorgen.

Met doorweekte kleding en water dat in zijn schoenen sopte, slenterde Paul Vrelex door het hoge gras langs de kliffen. Ver beneden hem ruiste een onrustige zee. Het water in zijn schoenen stond hem in zijn hoofd tot aan de lippen. De vraag waarom hij nu juist hier, aan de rand van de afgrond liep, hield hem niet meer bezig. Voor hem was alle tijd en iedere kans al lang verstreken. Waar waren zijn vrienden, zijn kennissen en zelfs zijn vriendin toen de hongerige hyena’s hem verslonden? Toen lange, scherpe tanden zijn karkas doorbeten? Toen hij leeg en zonder ziel in het donker werd achtergelaten? Waar was de liefde gebleven? Waarom had zelfs God hem verlaten? Paul liet alle vragen rusten, want antwoorden zouden geen zinvolle betekenis meer vinden. Nog maar drie dagen geleden lag hij in het zorgeloze Amsterdamse bed naast Marcilly. Terwijl zijn handen haar warme ronde buik hadden gestreeld, voelde hij, diep verscholen in zichzelf, het naderen van de storm. Wat het lot in twee dagen daadwerkelijk kon doen met iemand, daarvan was hij zich toen nog onbewust geweest. Geslaagd in het leven was hij wel. Eigenaren van trendy galeries in New York hadden om zijn werk gevochten en in Soho lag de rode loper voor hem op het grijze trottoir. Onvergetelijke vernissages, wellustige vrouwen, cocaïnefeesten en drank hadden allemaal hun roes uitgeleefd in het leven van Paul Vrelex. Nooit eerder had het hem tot de steile kliffen geleid waarop hij nu stond. De gedachte aan het scherpe contrast van de zon van het succes toen en de somberheid van het moment nu bracht een glimlach op het gezicht van de kunstenaar voort. Terwijl zijn ogen, zonder een precies focus, over de grijze horizon dwaalden vroeg hij zich af wat al dat geluk uit het verleden hem uiteindelijk had opgeleverd. Geluk was eigenlijk een mysterie voor hem, want waaraan moest je dit afmeten? Wanneer was hij het gelukkigst geweest … op welk moment van zijn leven? Was het toen hij na zijn studie aan de academie zijn eerste schilderij had verkocht? Of toch dat bizarre licht van roem dat op hem scheen toen James Branton, de documentairetycoon van de Britse televisie, bij hem aanklopte met de vraag of hij een film over hem mocht maken? Maar ook herinnerde hij zich het moment in zijn kindertijd dat zijn vader hem een jonge hond cadeau gaf. Gaten in de hemel had hij gesprongen! Samen door bossen rossen, eindeloze avonturen in de duinen en lange wandelingen in weer en wind. Nooit zou Paul vergeten hoe hij eens samen met zijn schoolvriendje Harry en de hond door een houtwal langs de weilanden van boer Scholten struinde. Ze verbeelden zich ridders te zijn op rooftocht. Plotseling schoot Carlo, de hond, naar voren en verdween tussen de takken en struiken. Een mengeling van wild geblaf en gesmoord krijsen steeg uit boven het schreeuwen van de jongens. Paul en Harry renden door de houtwal in de richting van het geluid en vonden een tiental meters verder Carlo tussen bloed en veren. In zijn bek hing aan sliertjes pezen en bloedvaten de kop van een kalkoen. Het arme beest was ontsnapt uit de tuin van boer Scholten. Consequenties had het allemaal niet voor de twee vrienden. Zo was het leven toen.

Paul besefte, terwijl hij verder liep langs de klifrand, dat dié momenten in zijn vroege leven het grootste geluk hadden gebaard, maar voor het bewuste denken verborgen waren gebleven in de algemene zorgeloosheid van de jeugd. De zomers waren altijd warm, licht, en in de winters kon je nog schaatsen, school was voor hem een makkie, zijn ouders leefden nog, bomen waren er om in te klimmen en altijd was er alleen het moment nu! Hoe ver was hij nu verwijderd van al de dingen die hij kende? Troonde hij ver boven ze of werd hij erdoor bedolven zoals aarde de kist in het graf bedekt en daarmee de dood definitief maakt? Nee, geluk was een mysterie en het lag veel te dicht bij ongeluk. Misschien waren geluk en ongeluk wel aspecten van hetzelfde, maar van wat dan? In de kunst waren deze gevoelens van de psyche altijd al inspiratiebronnen geweest. Paul Vrelex zelf had ze uitgemolken tot het uiterste, maar putte gemakkelijker uit licht dan uit het duister. Logisch, want de donkere zijde van de kosmos had voor hem altijd aan de andere kant van de zon gelegen … ver, ver weg! Hier in Mesnil Val, waar zee en land met elkaar strijden, besefte hij dat de wijze culturen uit de oudheid al begrepen hadden dat alles één is en in elkaar grijpt als twee biddende handen. Het Indiase epos de Mahabharata, beschrijft de oorlog van de Pandavas en de Kauravas, twee verwante families die afstammen van de stamvader van de Indiërs. Als geen ander kunstwerk toont dit verhaal dat verdriet en geluk alleen gezamenlijk het leven creëren en dat eenheid in ons universum slechts verkregen wordt door te strijden met het goede én het kwade. De energie en krachten die daarvoor worden vrijgemaakt zijn de motor van ons lot. Had de kwintessens van het epos niet gelegen in de climax op het einde van het Vedische verhaal, waarbij iedereen, vriend en vijand, elkaar in liefde weer terugvond, na de dood, in de eenheid van het eeuwige leven aan de andere kant? En had de figuur Parsival, zoals beschreven door de middeleeuwse dichter Wolfram von Eschenbach, niet de Heilige Graal gevonden door met zijn naïeve vragen uiteindelijk het midden van het leven te vinden en daarmee dus de Graal? Was het voor hem, Paul Vrelex, niet beter de vragen te beantwoorden, dan ze te laten liggen? Was zijn vraag waarom hij nu hier in het natte gras aan de rand van de diepte stond, niet de essentie en de spil waar het in feite om ging? Zou een laffe sprong in de diepte niet een al te gemakkelijke weg naar antwoorden of verlossing van zijn verdriet zijn? Paul ging languit in het gras liggen, sloot zijn ogen en telde de regendruppels die zijn gezicht raakten.

Henk T. Ganzeboom