Wil je als schrijver een bijdrage leveren, neem contact op met de redactie. Je krijgt dan van ons een bericht wanneer je kunt beginnen met schrijven. We verwachten van je dat je het vervolg van de roman dan binnen twee weken aan ons mailt. Voeg er ook een zeer beknopt CV-tje aan toe.

Omdat wij naast professionele schrijvers ook beeldend kunstenaars uitnodigen om deel te nemen aan het schrijven, zal niet iedereen een Harry Mulisch of Nicci French zijn. Het doel van deze Toendra roman is niet om een literair werk te maken dat in stijl en vorm een eenheid is, maar om samen een mooi, spannend verhaal te schrijven. Een werk dat leuk en plezierig is om te lezen. Het gaat vooral om de verrassende wendingen die iedere deelnemer er aan weet te geven!!! Iedere deelnemer is dus vrij om in zijn/haar eigen stijl en idioom te schrijven. Kortom: schrijven met je hoofd èn je hart.

Het is de opdracht aan de deelnemers om het verhaal verder te schrijven, er spannende wendingen aan te geven, het tot een boeiende climax te brengen. Maar schrijf er geen einde aan, want deze roman heeft geen einde, net zoals de kunst het eeuwige leven heeft!

vrijdag 30 oktober 2009

HOOFDSTUK 7


‘En? Gelukt?’, vroeg Popov aan zijn maat die vrolijk de cockpit binnenstapte. ‘Makkie. Een enorme vuurbal met een flinterdun korstje “aarde” noemen: dan weet je eigenlijk al op wat voor niveau die lui zitten.’
‘Ik zei het toch. De laatste keer dat ik er was heb ik vijf minuten tegen een vent in een grot zitten lullen en nu lopen er al meer dan een miljard rond die hem geloven. En fanatiek dat ze zijn!’
‘Maarruh... Ik zie er achterlijk uit met al die rimpels en dat baardje. Zullen we gaan?’
‘Oké. Ik zet hem op random.’

Binnen een mum verdween de zilveren schotel in een wormgat. De vijftienhonderd passagiers applaudisseerden. Een holle traditie, die herinnerde aan minder perfecte voorlopers van hun voertuig. De techniek had het vak van piloot in een ver verleden gedegradeerd tot ceremonie.
Clown Express heette het schip. Grappen maken was de enige levensvervulling die overbleef als je het AL had doorgrond, zo had het gezelschap ooit besloten. Sindsdien voeren ze op lichtsnelheid door het universum. Zonder te verouderen. Ter verstrooiing bezochten ze andere beschavingen. Dat was altijd lachen. Maar het moet gezegd dat het vooruitzicht niet aan ouderdom te zullen sterven de clowns wat sarcastisch had gemaakt. En ze werden er soms vreselijk melig van. Op die momenten was aarde -of zibrokinalidoeradoppie doppie zoals ze het zelf noemden- een favoriete bestemming. Want de ontzaglijk lelijke wezens die daar woonden trapten echt overal in.

Al ver voor aankomst zagen de reizende clowns de beelden op hun holografische schermen. Paul Vrelex was in hun zoekmachine opgedoken als de meest ontvankelijke bewoner. Creatief, intelligent, succesvol, vrijdenkend en, op het moment van arriveren, volkomen labiel.
De clowns hadden zijn geest op afstand gepeild. Dat konden ze gewoon. Een lekker weertje vooruitsturen trouwens ook. De gedachten van Vrelex hadden ze telepathisch van mineur naar majeur gestemd. Maar om een grap te laten slagen was een ontmoeting tegenwoordig noodzakelijk. Kwam een profeet anno 2009 met een verhaal dat God tot hem was gekomen in een droom, dan had hij geen volle zalen getrokken. Nu was Paul werkelijk ‘aangeraakt door God’.
Vrelex, wiens humeur door de aanraking met het bovenaardse aanzienlijk was opgeklaard, liet, wandelend langs de afgrond, eerdere overpeinzingen passeren: Geluk. In hoeverre was dat nu echt een mysterie? Was het niet gewoon een inzicht. Een keuze. Als je wist te genieten van je ongeluk, dan was je immers altijd gelukkig. Het kon als voornemen alvast geen kwaad, bedacht hij. En de climax van het Vedische verhaal, waarbij iedereen, vriend en vijand, elkaar in liefde weer terugvond, na de dood, in de eenheid van het eeuwige leven aan de andere kant. Nàh. Daar wilde hij met zijn herwonnen levensvreugde voorlopig maar niet vanuit gaan. Voor hetzelfde geld vlogen alle wijven die hij in zijn leven pijn had gedaan hem na zijn dood naar de strot. Of ze legden hem op de pijnbank. En dan kon eeuwig nog lang duren.

Popov die Paul op zijn beeldscherm bekeek draaide zich om naar Pipo en gaf hem een por in zijn zij: ‘Wat is het nu uiteindelijk geworden? Vliegen? Hij loopt er zo vrolijk bij, gaat dat wel goed?’
‘Wacht maar’, antwoordde Pipo zelfverzekerd.
Vlak voor hun landing op aarde hadden de clowns een aantal scenario’s van de grap doorgenomen: tien geboden hadden ze al een keer gedaan. Eentje die aan het kruis gespijkerd werd; ook al geweest. Toen die Arabier, die ze allemaal maagden in de hemel hadden beloofd. Wat moesten ze nu weer verzinnen?... ‘Eén die kan vliegen’, had Pipo spontaan uitgeroepen. Dat was nog eens wat anders dan over water lopen. ‘Dat-ie in zijn depressie van die klif wil springen maar ineens vleugels krijgt. Cool!’ Popov had hem meewarrig aangestaard: ‘Pipo. Je weet toch dat zoiets buiten ons vermogen ligt.’ ‘Popov, slome. Hij hoeft geen echte vleugels te krijgen. Maar als-ie het overleeft, de val, dan voelt het voor hem alsof-ie vleugeltjes kreeg. Dat is genoeg voor een indrukwekkend heiligenverhaal. Vertrouw me’, grijnsde Pipo. ‘Vertel me tenminste wat voor artiestennaam je hebt gekozen’, commandeerde Popov. ‘Iemand die niemand heet.’ ‘Goeie’, glimlachte zijn kameraad.
Steeds optimistischer stampte Paul nu door het hoge gras langs de kliffen. Af en toe huppelde hij zelfs.

De Clown Express was alweer een lichtjaar verwijderd van aarde en Popov bekeek het tafereel geërgerd op zijn scherm: ‘Pipo! Dit bevalt me niets. Veel te vrolijk is-ie! Hij zou toch zelfmoord….’
‘Wacht nou gewoon even. Let op…. Nu komt het.’
De complete clownbevolking zat aan het beeldscherm gekluisterd. Een luid geschater steeg op toen Paul struikelde en van de klif naar beneden tuimelde. De afgrond in.
‘Aààààhhhh!’, loeiden de clowns teleurgesteld toen Paul op de rug van een zeearend terechtkwam. En hoewel de vogel niet voor deze reddingactie had gekozen en Vrelex op een paar venijnige pikken werd getrakteerd, overleefde hij de val.
Een wonder. Hoe moest Paul het anders opvatten. Eerst de rake woorden van die oude man en vlak daarna dit. ‘Dank U heer!’ gilde hij in de lege lucht. ‘Ik heb U begrepen! Ik ben de nieuwe Messias.’
De miraculeuze ervaring had Vrelex geladen met de overtuigingskracht van een heilige. Hij was onweerstaanbaar. Zijn aanhang groeide met wonderbaarlijke snelheid. (Ook voor profeten boden de hedendaagse communicatiemiddelen ongekende mogelijkheden). Zijn eerste opdracht was overigens niet bijster verrassend: Liefde overwint alles. Daar kwam het op neer. Het tweede gebod, dat Pipo hem op afstand had ingefluisterd, was origineler: Iedereen kan gelukkig zijn. Als je maar wilt!
Het derde was, hoe je het ook bekeek, weinig doordacht: offeren voor de liefde is het hoogste wat er bestaat. Het leidde tot fatale misverstanden. Want over moraal had de profeet verder niet gerept. Heel wat exen werd de strot afgesneden, talloze concurrenten in de liefde uit de weg geruimd; allemaal uit naam van Iemand die niemand heet.

De clowns in het ruimteschip genoten. Wat een film! Ze buitelden over elkaar heen van het lachen. De regisseur glom. Pipo was de held van de Clown Express. De vrouwtjes in het schip drongen zich stuk voor stuk aan hem op. ‘Het gaat nog verder!’ piepte hij. Maar zijn weerstand brak snel. Pipo was namelijk helemaal niet vies van een stevig potje seks. De orgie die volgde leek een eeuwigheid te duren. Maar niet in de beleving van de onsterfelijke clowns. Van ‘ze leefden nog lang en gelukkig’ was al helemaal geen sprake. Integendeel. Wat wil je als er één clown helemaal het ventje is en de andere mannekes stik jaloers. En je zit met z’n allen in een ruimteschip.

Paul van Schaik

zaterdag 4 april 2009

HOOFDSTUK 6

In de ruigheid van de Normandische kust herkende Paul zijn diepe verlangen. Dat verlangen zat zo ver weggestopt dat hij er van schrok. God, wat was het lang geleden dat hij hieraan had gedacht. Zittend op de rots boven een klif, uitkijkend over de ruige zee, zijn kraag hoog opgeslagen, dacht hij aan toen – toen hij een jonge man was, een leven voor zich had, de kunst met de grote K een droom was die was uitgekomen en hij zich zag hangen in de grootste galeries van de wereld, ja, toen. Toen had hij het verlangen gehad. Het verlangen had hem heel lang gevolgd. Waar hij ook was, wat hij ook deed, het verlangen diende zich altijd wel aan. Dat was mooi. Mensen die verlangen hebben, leven; ze leven ergens naartoe. Dat hij nu, juist nu, aan dat verlangen dacht... Dit was te bizar voor woorden. Zwijgen dus maar. Kijken naar de ruige golven. Zo overdacht Paul de laatste jaren. Hier was hij neergestreken, meer dood dan levend. Het verlangen had hem al lang losgelaten. Drank, drugs en seks hadden het verlangen op de vlucht doen slaan. God, wat was hij diep gegaan. Hij had gelachen, ja, maar waar ging het over… En vooral: waar ging het naartoe. Naar Nergensland, bij Verweggistan.
Paul dacht aan Madeline, Ella, Thomas en al zijn vrienden. Wat was hij een klootzak geweest om al die liefde te vernietigen. Door zijn gedrag had hij mensen van zich vervreemd, weggejaagd als vogels rond het korenveld. ‘Waar is mijn verlangen gebleven’ hoorde hij zichzelf schreeuwen tegen de wind in. Niemand die hem hoorde. Dat was maar beter ook, want eigenlijk had hij niets te zeggen. Een mislukte kunstenaar en een mislukte levenskunstenaar. Dat was hij.
Het verlangen drong zich opnieuw op. Hoe was het te omschrijven? Ja, de woorden stroomden zijn hoofd binnen. ‘Mensen raken’. Dat was het. Hij wist altijd al dat hij mensen kon raken met zijn kunst, met zijn woorden. Als iemand naar zijn kunstwerk keek, gebeurde er vaak iets. Men was geroerd, het sprak. En als hij vertelde, luisterde men en liet men zich raken. De droom die hij had, was dat hij het mooiste in mensen zou raken zodat ze zich beter zouden voelen dan voordien. Kijkend naar zijn kunst zou er iets geraakt worden waardoor de liefde zou gaan stromen. Dat hij dat verlangen had gehad, was bizar. Juist hij. Wat was er gebeurd? Hij had het tegenovergestelde gedaan. Met zijn woorden had hij de mensen weggejaagd en vrienden van zich vervreemd. Met zijn werken had hij afschuw opgeroepen en angst gezaaid. Hoe had het zover kunnen komen?

Op dat moment brak de zon door. De hoge golven werden verlicht en de warmte van de zon raakte Paul. Verstard bleef hij zitten. ‘Dit lijkt een teken’ zei hij hardop. Nu ging hij nog zweven ook. Maar er gebeurde iets. Hij werd geraakt. Jawel, Paul Vrelex werd geraakt. De eens zo succesvolle kunstenaar werd zacht alsof hij zojuist het licht had gezien.
‘Kan het nog?’ vroeg hij zich af. ‘Kan ik nog mijn verlangen leven?’
Net toen hij op wilde staan, verscheen er een oudere man naast hem. Het was een man van midden 60, grijs baardje, alpino op het hoofd, een lange jas als bescherming tegen de wind. ‘Wat is het hier mooi,’ stelde de man. ‘Als je het kunt zien tenminste.’ Paul knikte alleen maar. ‘De meeste mensen kijken wel, maar zien niets,’ ging de man verder.
‘Wat zie ik niet?’ vroeg Paul.
‘Jij niet alleen, de meeste mensen kijken wel, maar zien het niet. Kijk nu eens naar de golven. Wat zie je?’ ‘Ik zie dat ze hoog zijn, het geeft een mooi geluid. Heftige slagen, de kracht.’ Mooi, maar wat ZIE je?’ Paul keek de man niet begrijpend aan. Onverstoorbaar vertelde de man: ‘Je ziet de zon, die staat voor de vaderlijke kracht. De zon breekt door op een moment dat jij je leven overdenkt en inziet dat je verlangen vergane glorie is die nooit gerealiseerd is. De zee staat voor de eeuwige stroming, want het stopt nooit. Het is de aantrekking van moeder maan die de golven doet ontstaan. En als je dan net het inzicht krijgt, komt de zon tevoorschijn. Wat denk je daarvan?’ Stomverbaasd keek Paul de vreemde man in de ogen. ‘Hoe weet hij dat?’ dacht Paul. ‘Wie ben jij?’ stamelde hij. De man gaf niet eens antwoord. Hij wachtte op wat Paul zou zeggen. Razendsnel gingen Pauls gedachten heen en weer - Wat gebeurt hier in Godsnaam? Sta je net je leven te overdenken, zie je wat voor zooitje je ervan gemaakt hebt en dan komt er een man die alles schijnt te weten wat jij denkt. Verbazingwekkend. Erger nog, angstaanjagend. Maar de angst verdween om plaats te maken voor een innerlijke rust. Hier sta je, dacht hij. Ik sta op een klif aan een ruige zee en ontdek dat mijn leven een klerezooi is en dat ik iedereen die me dierbaar was geschoffeerd heb en van me weggeduwd heb. En dan ontdek ik een oud verlangen. Het verlangen om mensen te raken. En dan komt er een vreemde verschijning die mij raakt. Oké, toeval bestaat dus niet. Paul keek in zijn leven en zag. Hij zag waar het om ging. ‘Ik moet terug naar de moederliefde,’ stamelde hij terwijl hij direct besefte dat hij nu wel erg zweverig klonk. De man zweeg. Paul nam weer het woord. ‘Mijn moeder wilde me zoveel geven, maar ik heb het geloof ik niet erg willen ontvangen.’ ‘Je mag je moeder dankbaar zijn voor haar geduld, want jouw verlangen komt daar vandaan. Zij was het die jou steeds raakte, die er was als je het niet meer zag zitten, toen je eerste liefde je liet staan en toen je van school gestuurd werd. Ze was er ook toen je eerste kunstwerk naar school gebracht moest worden en je enthousiaste reacties kreeg. Je moeder ben jij vergeten, maar zij jou nooit.’ Paul zag de golven en voelde de kracht van zijn moeder. Wat zou ze teleurgesteld zijn geweest als ze dit bij leven had meegemaakt en zijn teloorgang had moeten volgen. Dat mag niet, besefte Paul. Hij keek naar de zon en voelde de kracht en warmte van zijn vader. Hij begreep dat het nog niet te laat was. Hij voelde een enorme drang om alle kleren die hij nu had te verbranden, alle ellende van zich af te spoelen en alle mensen die hij pijn had gedaan nu te gaan bellen. ‘Wie ben jij?’ vroeg hij de man. ‘Ik ben iemand die niemand heet,’ zei de man, waarna hij zich omdraaide en wegliep. Binnen twee minuten was hij achter de heuvel verdwenen en stond Paul helemaal alleen op de klif. Het leek alsof de man er nooit was geweest. ‘Shit,’ was alles wat hij kon stamelen.

Willem Jan van de Wetering

vrijdag 13 februari 2009

HOOFDSTUK 5

Villa du Mas, appartement 9, uitzicht op zee. De appartementen zijn net gerenoveerd en van alle gemakken voorzien, zelfs een vaatwasser en bubbelbad verijken het comfort. Het is anders dan een paar jaar geleden. Natuurlijk is het heerlijk om tijdens het douchen de warme stralen water langs je lichaam te voelen glijden of met een glas rode wijn in bad te genieten na een lange wandeling in kou en regen.

Verslagen door het bericht dat Thomas door koolmonoxidevergiftiging was overleden, had Paul, gewoon vanwege vroeger, Ella voor de tweede keer gebeld in New York.
Nog maar een week geleden had hij een afspraak gemaakt om haar te bezoeken, en nu wist hij zelf niet wat te doen. Paul voelde zich schuldig. Onlangs had hij na lange tijd een kaart gestuurd naar Thomas met de hoop hun vriendschap een nieuw elan te geven. Het gesprek met Ella was slechts de mededeling van zijn kant, omdat hij in deze situatie geen zin had in nog meer toneelspel. Ella had altijd de indruk gehad dat hij diepere gevoelens voor haar koesterde. Voor Paul was ze niet meer geweest dan een richtingaanwijzer gedurende de moeilijke momenten in tijden van alcohol en drugs. Maar de tijd had ook hem andere inzichten gegeven. Het clichématige kunstenaarsbestaan van uitbundigheid en armoede was hij ontgroeid na zijn ontmoeting met Madeline, een studente geschiedenis, naar wie hij zijn leven de laatste tijd had ingericht. Ondanks het feit dat het duidelijk was - na het vorige telefoon gesprek - dat Ella niets om Thomas gaf, vond Paul het niet meer dan beschaafd om haar zijn overlijden te melden.
Paul voelde zich veel meer verbonden met Madeline. Een vriendschap die hem zelfs tot daden had gedreven die voor een progressief kunstenaar ondenkbaar waren. Hij had toegegeven aan elke actie die zij bedacht.

Hier in appartement 9 hadden hij en Madeline hun laatste fles”heilig water” opgedronken. Op zoek naar grotere genoegzaamheden dan de gebruikelijke coke, had Paul ze zich een paar jaar geleden laten overreden om zich aan te sluiten bij een groep activisten die een replica van de Ark van Noach wilden plaatsen op Ararat.
Ağrı Dağı, met zijn 5137 meter hoge top, leek Madeline een uitdaging. Alleen al aan de reis naar Iğdır had Paul verstilde gedachten. Madeline was vanaf het moment dat zij Tessie, een medeactievoerder, ontmoette op het vliegveld in Ankara hun vriendschap blijkbaar vergeten. De Turkse naam Ağrı is afgeleid van het Koerdische woord Agirî dat 'vurig' betekent. De relatie die ontstaan was tussen hun beide leek uit te barsten in een strijd om aandacht. Dit in tegenstelling tot de vulkaan Ararat.

Mount Ararat, een mysterieuze naam voor een mysterieuze berg. Veel wisten ze nog niet van de geschiedenis en geologie van het gebied rond deze berg in Oost Turkije. Het vooruitzicht om mee te bouwen aan een nieuwe versie van de Ark van Noach sprak echter tot de verbeelding van de vrouwen. De ark, zoals die beschreven wordt in verschillende religieuze teksten, is een machtig symbool voor de mensheid en haar capaciteit om te veranderen en zichzelf opnieuw uit te vinden. Paul moest zich schikken in het idee dat Madeline en Tessie niet wachten konden om het plateau waarop de Ark gestalte zou krijgen met eigen ogen te aanschouwen.

Echter, de laatste etappe van de reis, de 200 kilometer tussen Van en Dogubayazit verliep niet zonder problemen. Twee keer werden ze opgehouden bij een roadblock, compleet met tanks, honden en militairen in volle wapenuitrusting. Het gebied waar ze doorheen reden ligt dicht bij de grenzen met Iran en Armenië, en de PKK was daar nogal actief. Reden voor de strenge controles door het Turkse leger. Langzaam kwamen ze dichter bij de bestemming en de grasvlakten maakten plaats voor lavavelden en sneeuwbedekte bergtoppen. Paul had meer oog voor de vrouwen dan voor de kleine dorpjes van slordige, uit betonblokken opgetrokken huisjes. Ook de indrukwekkende uitzichten vanuit het gammele busje waarin ze reisden boeiden hem weinig. De spanning was te snijden en de ongeïnteresseerde blikken van Madeline deden hem pijn. Het was tenslotte niet zijn keus geweest om deze trip te ondernemen. Het had slechts toegegeven aan haar uitzonderlijke wensen. Al snel zagen ze de nieuwe ark op de flanken van de berg opdoemen. Net onder het gevaarte lagen de kleurrijke tenten van het basiskamp. Een groep Duitse en Turkse vrijwilligers werkte al weken als bezetenen om de ark op tijd af te krijgen voor de openingsceremonie. Veel mensen beschouwen de Ararat als een heilige berg. Bij gebrek aan gesprekstof had Paul zich op de informatiemap gestort en besloten dat hij bij terugkomst een Ark zou bouwen die zo lek was als een mandje. Paul zag zichzelf in gedachten heel even als navolger van Friedrich Parrot, die de Ararat als eerste westerling had beklommen in 1829. Een archeologische expeditie om de overblijfselen van de vermeende ark op de berg te vinden.

De centrale vraag die Paul in Ararat bezighield was waar de God was gebleven die in zijn kindertijd zo’n belangrijke rol in zijn leven had gespeeld. Niet alleen hadden de wetenschapslessen op school hem met de onmogelijkheid van de verhalen geconfronteerd, hij had tevens een afkeer van de onderwerping, die noodzakelijkerwijs met het geloof gepaard leek te moeten gaan, ontwikkeld.

Madeline leek geen enkele moeite te hebben met Tessie’s overtuigingen. Voor Tessie was deze reis een vorm van actievoeren tegen de G8 en enige vorm van zelfreflectie bleek aan haar voorbij te gaan. Haar verhalen en gedachten beperkten zich tot een opsomming van de acties waaraan ze had deelgenomen. De oceanencampagne, het Kids for Forests-project en drie maanden als deckhand en activiste op de Arctic Sunrise. Terwijl Paul zich schoorvoetend in hun kielzog bewoog, hoorde Madeline het allemaal vol bewondering aan.

Tijdens de openingsceremonie werd de ‘Verklaring van Ararat’ in zes talen voorgelezen. Hierin vroegen ze de wereldleiders om eindelijk hun verantwoording te nemen. “Die politici vertegenwoordigen ons en moeten daarom onze zorgen serieus nemen. Als zij dit nalaten door de gevolgen van klimaatverandering te onderschatten verdienen zij het niet om onze politieke leiders te zijn!” De oproep was ook direct gericht aan de G8 landen, die de week daarop in Heiligendamm bijeen zouden komen. Na de toespraak liet Tessie een witte duif vrij, terwijl enkele meters lager op de berghelling het spandoek ‘red het klimaat nu!’ wapperde in de wind. Vervolgens kwamen er 206 duiven uit de ark vliegen, één voor elk land in de wereld. Na een nachtje in de ark waren de duiven geenszins van plan om de weidse vallei in te vliegen, maar fladderen ze snel terug naar de ark om vanaf het dak de drukte bekijken. Turkse muzikanten speelden traditionele muziek en de gouverneur opende de ark officieel door het vastslaan van de laatste plank. Na een paar uur kwam Madeline tot de conclusie dat Tessie, die door de gouverneur was uitgenodigd voor het bijwonen van een diner, niet terug zou komen naar het basiskamp waarin ze hadden gebivakkeerd. Nog steeds opzoek naar een spirituele ervaring besloten Paul en Madeline enkele flessen te vullen met sneeuw van de heilige berg.

Drie weken later bevonden ze zich in appartement 9 van Villa du Mas. Madeline kon maar niet wennen aan de gedachte dat Tessie haar, zonder enige uitleg voor haar gedrag te hebben gegeven, letterlijk in de kou had laten staan. Paul had het moment gebruikt om zijn gevoelens voor Madeline eindelijk uit te spreken. Het drinken van het “heilige water” had hem, wat dat betreft toch de moed gegeven om haar te wijzen op de dingen die voor hem belangrijk waren. Madeline reageerde egoïstisch en vol ongeloof en boosheid. Een paar minuten later vond Paul zichzelf alleen, verlaten met een gebroken vriendschap.

Paul ging terug naar Mesnil Val met de intentie om na te denken over alle gebeurtenissen van de laatste tijd, de overgebleven fles met Ararat water aan te breken en om zijn toekomst te laten ontrafelen. Een toekomst die begon met het definitieve einde van twee vriendschappen.

Gerrit Klaassen

zondag 1 februari 2009

HOOFDSTUK 4


‘Toeval bestaat niet’ flitste het door haar hoofd. Volgens de wet van Bell komt een spraak en luister verbinding tot stand als aan de ene kant elektromagnetische stromen worden uitgezonden en deze aan de andere kant worden toegelaten. In de spiritualiteit gelden andere wetten. Zij had hem gebeld! Hij had alleen de wet van Bell toegepast om te antwoorden.
‘Paul..?’
‘Godzijdank kan ik je bereiken. Weet jij waar Thomas is?’
Die korte zin werkte bij Ella als het aansteken van een korte lont in een kruitvat vol ingehouden woede. Weg waren alle rustgevende gedachten van de meditatie oefening. Sissend smolten de herinneringen en reflecties van nog geen vijf minuten geleden. Het vuur had het ontstekingspunt bereikt.
‘Lul, klootzak, moet je me daarvoor bellen of ik zou weten waar die andere kleinzerige, miezerige nietsnut zich waar ter wereld ook ophoud. In Timboektoe nou goed! En wil je weten hoe het met hem gaat? Goed, heel goed! Hij wentelt zich in de stront, is kakkerlak met de kakkerlakken en neukt zich de syf aan al die kakkerlakhoeren. En jij, jij moest hem daar maar eens gauw gezelschap gaan houden!’ Ella hapte naar adem. ‘Je denkt toch zeker niet dat ik mij nog één seconde bezighoud met dat miezerige bestaan van jullie? Wat wil je, waarom bel je me? Moet je geld? Wil je neuken? No way Paul Vrelex.’
‘Ella!’
‘En dan nog wat’, onderbrak ze hem, klaar om meteen na haar woorden het gesprek te deleten. ‘Als je het nog één keer in die verteerde kop van je haalt om mij lastig te vallen dan…dan…’
Paul maakte van dat moment van twijfel onmiddellijk gebruik. Met opgewekte stem riep hij uit: ‘Ella, het gaat dus goed met je!’
‘Het gaat helemaal niet goed, lul!’ Ze zweeg en ademde zwaar. Hij zweeg eveneens en zijn oren slurpten elk geluid wat de elektromagnetische stromen in fracties van seconden vanaf de andere kant van de wereld naar hem transporteerden.
‘Waar ben je?’ klonk het met een klein stemmetje.
En meteen daarop was zijn antwoord raak: ‘bij jou’.
Even was Ella in de war. ‘Hoezo, ben je hier in Amerika, in New York?’
‘Nee suffie, mijn gedàchten zijn bij jou. Ik zit in Frankrijk, ergens aan de Normandische kust in een of ander kutdorp.’
‘Wat doe je daar dan?’
‘De eenzaamheid opzoeken, zonden overdenken, het geluk hervinden, inspiratie en al die shit meer.’
‘Is dat daar niet met die hoge kliffen? Je gaat me niet vertellen dat je aan de rand daarvan hebt lopen balanceren.’ Paul zweeg dramatisch.
‘O God, je…’
Hij onderbrak haar snel. ‘Welnee, die verteerde kop van mij is nog steeds in staat om helder te denken hoor. Heel helder. En als jet het wilt weten: ik ben alleen.’
Hij zei dat omdat hij wist dat zo’n opmerking heel belangrijk was voor haar. Maar daardoor ook voor zichzelf. Ella had die vraag toch wel gesteld maar hij was haar voor. Als hij in gezelschap van wie dan ook zou zijn, had zij niet het gevoel dat ze hem helemaal voor zichzelf had. Dat beïnvloedde haar stemming en datgene wat ze ging zeggen. Beleefde antwoorden, afstandelijk geklets over ditjes en datjes van Donald Duck en een nietszeggend slotakkoord in de trant van ‘nou we spreken elkaar maar weer eens, doei.’ Nu dus niet. New York – Normandië en daartussen het ruisen van de oceaan, van de elektromagnetische stromen, van de eenzaamheid van twee verwante zielen. Verwant? Hoezo? Haat en liefde, storm en luwte, aan en uit en weer uit en nog maar eens aan. Vreemdgaan om te bewijzen, te kwetsen, om te treiteren, ja zelfs een keer om te besmetten. Ziek was dat. Iedere keer was elke kwetsuur die ze elkaar aanbrachten het zogenaamde definitieve einde van de relatie. Hun zielen moesten er rauw uitzien van de littekens die erop waren gekerfd. Andere relaties die ze daarna krampachtig versierden om elkaar maar te laten weten hoe ‘gelukkig’ ze nu wel waren, hielden nooit lang stand. Waren niet opgewassen tegen de passie, het tegenspel, de fantasie of de grilligheid van zowel Ella als Paul. Wat is dat toch met kunstenaars? Waarom kunnen die niet gewoon het leven leven zoals het is bedoeld? Vanwaar die eeuwige onrust? Maar als je dan een relatie krijgt met iemand die net zo is als jij klopt het ook weer niet. Hij had het er eens met Thomas over gehad. Half dronken en apestoned zag hij het licht. ‘Als we alleen zijn, zijn we eenzaam. Hebben we een relatie worden we na verloop van tijd nog eenzamer. Geld voor de hoeren hebben we niet. Weet je wat voor ons de beste oplossing is? We halen zo’n onderdanige baboe uit een ver land en die bombarderen we tot kernvrouw. Die regelt alles en zorgt dat we niets te kort komen. Is niet jaloers en zeurt niet. En voor de rest neuken we onze lul in het rond. Daar gaat het toch allemaal om? We willen vastigheid, verzorging, maar we willen ook alle andere neuke dingen van het leven. Bij die woordspeling schoot Thomas onbedaarlijk in de lach. Hij proestte het uit en was ronduit vervuld van zijn geestverruimde levensfilosofie van de koude kermis. Paul moest er niet om lachen. Toen niet en nu niet. Maar soms dacht hij er wel aan dat dat wel een oplossing zou kùnnen zijn.
‘Ben je er nog,’ klonk het uit New York.
‘Ja, mijn gedachten dwaalden af.’
‘Die van mij ook.’
‘Waar dacht je dan aan,’ wilde Paul weten.
‘Laat maar.’
Paul voelde een kort moment van ergernis. Altijd dat typisch vrouwelijke ‘laat maar!’ En dan moet de man natuurlijk net zo lang touwtrekken totdat ze eindelijk vertelt wat ze dacht. Nou, daar had hij op dit moment geen zin in. Hij hernam het gesprek.
‘Ik vroeg naar Thomas om iets neutraals te zeggen tegen je. Weet ik veel wat je aan het doen bent nu. Het gaat niet om hem.’ Toen, met een enigszins zakelijke toon: ‘Waar ik je voor belde…’

Roy Grünewald

woensdag 14 januari 2009

HOOFDSTUK 3

Op het moment dat Paul Vrelex in Frankrijk de regendruppels op zijn gezicht begon te tellen (die zich even later zouden vermengden met bittere tranen) ging Ella van Zanten in New York de eerste fase van haar meditatieoefening in:

1) Ga ontspannen zitten en sluit je ogen. Ella schuift wat op en neer op de houten caféstoel totdat ze voor haar gevoel keurig rechtop zit, met haar voeten plat op de grond. Wat staat er nu op de voorgrond? De economische crisis. Er is veel minder van haar werk verkocht dan bij de vorige expositie. Ze moet nu haar spaargeld aanbreken om rond te komen.
2) Richt de aandacht op je ademhaling. Volg de adem een aantal minuten zoals die is. Hoog en oppervlakkig. Geen wonder. Echt ontspannen kan ze de laatste tijd niet. Ze telt iedere uitademing om de aandacht erbij te houden.
3) Ga terug naar een recente gebeurtenis. Kies een specifiek moment. Waar ben je? Thuis, in de loft. Hoe ziet het er uit? Duifgrijze muren, hoge ramen met een prachtig uitzicht op de Hudson. Een witte hoogglans houten vloer met bonte voddenkleden. Houten rekken vol boeken en tijdschriften. Een grote tafel waar wel acht mensen aan kunnen eten met allemaal verschillende caféstoelen er omheen. Oude banken met een vaalblauwe fluwelen bekleding. Een schildersezel voor het raam en een ladekast vol tubes olieverf. Potten met kwasten erop. Schilderijen aan de muur. Wie zijn daar? Ella is alleen maar ze heeft haar moeder in Nederland aan de telefoon. Hoe ben je daar zelf? Je bent een zelfstandig kunstenaar. Moe, grieperig en nog steeds in de pyjama met de lange bruingrijze haren los tot op de taille en met warme gevoerde pantoffels aan. Wat is je stemming? Somber. Wat doe je? Muesli eten. Wat houdt je bezig? Je maakt je zorgen om je eigen situatie en om je moeder. Wie is degene die opdat moment waarnam? Ella. Wie is degene die daar nu naar kijkt? Ella. Neem waar hoe je toen was en hoe je nu bent. Zorgelijk en zorgelijk. ‘What’s new?’
4) Neem een moment van rond je twintigste. Kies een specifiek moment. Waar ben je? Het gekke was dat er altijd wel iets naar boven kwam. Ze stond in een hippe galerie in Soho. Hoe ziet het er uit? Hoge plafonds, witte muren, grote ramen. Wie zijn daar? Klasgenoten van de kunstacademie tussen levensgrote foto’s van Blondie en The Stones. Kijk ze aan. Anna en Sofie hebben alleen maar aandacht voor elkaar. Lieve Josie heeft kohl op haar oogleden gesmeerd en haar hanenkam staat fier overeind. Ze is nog steeds hyper, ondanks de jetlag. Ze vlindert van de één naar de ander. Thomas praat met de galeriehouder, met handen en voeten. Paul staat naar buiten te kijken. Hij heeft zijn haar al maanden laten groeien. Hij is nog steeds een beetje een slungel, maar wel prominent afwezig aanwezig. Knetterstoned waarschijnlijk. Het is moeilijk om oogcontact met hem te maken. Maar als hij je eenmaal aankijkt sla je je ogen neer. Hoe ben je daar zelf? Je bent een student. Naïef nog. Een punkertje, met kort donker haar dat je zelf knipt. Wat is je stemming? Je bent opgewonden. Je bent voor het eerst in de Verenigde Staten. Je bent verliefd. Wat doe je? Je probeert een groot glas witte wijn weg te werken. Je luistert naar Bruce Springsteen en het geroezemoes om je heen. Wat houdt je bezig? Hoe trek ik de aandacht van Paul? Ziet hij me wel staan? Ziet hij me wel zitten? Toen was je daar, nu ben je hier. De ogen waarmee je toen keek zijn dezelfde ogen waarmee je nu kijkt.
5) Neem een moment rond je tiende. Kies een specifiek moment. Waar ben je? In de eetzaal van een hotel aan zee. Hoe ziet het er uit? Tafels voor het raam, een modern interieur. Wie zijn daar? Ella is op vakantie met haar ouders en jongere zusje. Kijk ze aan. Ik lijk op mijn vader, denkt Ella. Slank en donkerblond. En haar zusje lijkt op haar moeder. Blond en molliger. Hoe ben je daar zelf? Een kind nog, onbezorgd en veilig. Nieuwsgierig ook. Naar de toekomst. Je bent in Burda-patronen gestoken die moeder ’s avonds thuis naait. Wat is je stemming? Uitgelaten, opgetogen. Wat doe je? Je kijkt naar de zonsondergang. Wat houdt je bezig? Hoe ziet het er uit aan de andere kant van de zee?
6) Wat is het deel van jou dat er altijd al was en er nu nog steeds is? Ella is zoals gewoonlijk verbaasd hoe ze elke keer weer bij haar kern uitkomt, haar pure zelf dat de schoonheid ziet in alles om haar heen. Het maakt haar rustiger, en onbewust is haar ademhaling regelmatiger en dieper geworden. Ze kan haar zorgen weer even loslaten. Ze heeft het altijd gered, en door deze moeilijke periode komt ze ook wel weer heen.
Ze concentreert zich nog even op haar ademhaling en opent dan haar ogen. Ze gaapt, krabt zich op haar hoofd en rekt zich uit.

Ze vraagt zich af hoe het nu met Paul gaat. Ze hebben jarenlang een knipperlichtrelatie gehad na het uitstapje naar New York van de kunstacademie. In Nederland en in New York. Maar Paul kon zich niet binden. Ella wilde juist vastigheid, zekerheid. Paul rebelleerde en deed alles wat God verboden had. Ella had de documentaire van James Branton over hem gezien. Ze was geschrokken van de schade die de drank en de drugs hadden aangericht. Paul en Thomas leefden allebei het cliché van de kunstenaar. Ze waren al rivalen op de academie. Ella volgde hun uitspattingen geregeld op het internet. Ze had het idee dat Thomas er geestelijk slecht aan toe was. Via via hoorde ze rare verhalen over hem. Ze had er geen behoefte aan om Thomas weer te zien maar Paul…
Ella liep naar de grote koelkast toen de telefoon ging. ‘Hello?’ ‘Ella? Met Paul.’

Gerda Minkjan

vrijdag 9 januari 2009

HOOFDSTUK 2

"Nee geen suiker alstublieft, want ik mors altijd, en dan denken ze dat ik weer aan de coke zit". Zijn stem klonk als die van een vreemde. Hij bloosde. De oma van de oliebollenkraam met een kapsel van gegraveerde golven, keek hem verbaasd aan, traditionele irritatie schitterde in haar brilleglazen. "Nee jongeman, we verkopen geen coca cola". "En zonder krenten, graag". De rij achter hem roezemoesde als een slang die aan het vervellen is.

Met het warme zakje verdween hij in het buurtpark, als een hondebezitter met de drol van de dag. Hij was vrolijk! Absoluut! Niks cynisch! Hij had er zin in! Feestdagelijks! Hij was gekleed in uitroeptekens.
Hij ging op een natte parkbank zitten. Fantasieen over incontinentie verwarmde zijn teelballen. Hij liet de oliebol - waar hij een 13 minuten voor in de rij had gestaan - op zijn handpalm ploffen. Het ei van Columbus! De ontdekking van een melige wereld!
De gans kwam, zoals afgesproken, aggressief op hem af als een junk die vindt dat de wereld zijn hobby dient te dienen. Hij gooide de bol naar zijn lever-gespreksgenoot. Dit keer dubbelraak. De gans schudde zijn kop in ontkenning en waggelde achter de oliebol aan die probeerde te onvluchten. Tevergeefs. Stilte. Geschrok.

Hij, Thomas - te lui om ongelovig te zijn - stond op, schudde de motregen uit zijn krullen. "Dit is godverdomme toch geen winter te noemen!!" En terwijl de gans bijkans stikte, ging Thomas met ferme stappen richting huis. Morgen met suiker! Een tinteling van geluk waaierde door zijn lichaam. Uit het niets, een spaarlamp die na een week al kapotspat, het besef: ik kom niet meer voor in de verhalen van mijn vrienden. En hij was niet meer eenzaam. Hij was een individu, een ondeelbaar geworden breekpunt.

Getoeter. Gierende remmen. "Klootzak, je denkt zeker dat je enige op de wereld bent". Bijna werd hij op zijn bek geslagen. Hij was als een kip zonder kop overgestoken. De rij bij de oliebollenkraam keek bestraffend naar hem, als een waslijn van ogen. De dag des oordeels was wel erg onverwachts aangebroken.
Een gedachte kapzeist in zijn kop, terwijl iemand die hij niet verstaat de weg vraagt. Nee geen buitenstaander, gewoon een Oerdegelijke Hollandse snol zo dronken als een toeter. (Wat hij niet weet is dat ze hem vraagt "Waar woon je schatje?"). Maar goed. Kapsalon denkt hij. "Nee die ja open". Zwart laten verven, die krullen, kunstmatige intelligentie. Verdomd. Een kapsalon. Ja een kapsalon. Hij rent gelijk een couveuse naar huis. Eet de mikmak in één volzin en valt op de bank in slaap. Rente van zijn verwaarloosde honger. Nee dromen doet hij niet aan. De kachel walmt in een rusteloze december.


Thomas schiet wakker. Flashback. Academie eerste jaar. Lieveling van de leraar schilderkunst. Achter hem een roodharig cliché gedrocht die in zijn nek hijgt, die iedere streek van zijn doek steelt. Onbewust achteraf geweten. Lelijk eendje, wordt zwaankleefaan van de kunstpikorde. En Thomas keek naar de spijkers door zijn handen, gekruisigd op zijn eigen houterige houding. Slappe zak. Maar toch slachtoffer te noemen van een roofzuchtige parasiet.

In zijn hand krampachtig een ansicht. Rotskust. Woeste eerlijke natuur en achterop: sorry voor dat alles. P.V. "Wie is dat? P.V.? Wie stuurt mij dit kaartje?".
(Lezer, prijs u gelukkig dat u denkt te weten hoe dat voelt en waarom. Laat maar zitten. Groddeck's Es gaat nu ingrijpen.)

Thomas springt op.
Pakt de paar boeken die hij nog heeft. Freud, Jung, Marx, Pierre Janssen, Kennedy, Gorbatschov en Lassie, gooit ze in de kachel en gaat gelukkig onwetend dood aan de reukloze omhelzing van koolmonoxide. Dat duurde wel even.

In Normandië treffen we P.V. aan bij een plaatselijke hoer. En hij komt klaar door terug te denken aan zijn coke-sex-avonturen. De coïtus-automaat is een bloedmooi landelijk product niet aan hem besteed. Gelukkig rolt ze wel zijn zakken. Hardhandig wordt hij door de portier op straat gegooid. Motregen.
Wat is er in de tussentijd allemaal gebeurd? Het mooie van de toendra is dat die nooit ophoudt. Woeste eerlijke natuur die ons als stront behandelt.
Er flakkert een kaars vlak bij een wang. Een traan verpareld in het licht van dons.
De mis en lukte kunsten-aarsjes Paul Vrelex en Thomas wisten geen van beiden wie ze waren. Het schikte het licht eigenlijk niet op hen te schijnen. Er blijft maar een ding over, voor wie dan ook : Max Sirner lezen: Der Einzige und Sein Eigentum. En dit hoofdstuk dat de schrijver zijn kop kost...nog een keer.

Thomas sluit achter aan de rij voor het vage vuur, naast hem een ezel. Hij krijgt een tube tandpasta en een penseel van ijzerdraad. Om daar mee een clownslach te schilderen op zijn gezicht....mag er dan niet gelachen worden?

In Auschwitz heette dat ook gewoon kapsalon hoor en de wereld bestaat niet.

Henri van Zanten