Wil je als schrijver een bijdrage leveren, neem contact op met de redactie. Je krijgt dan van ons een bericht wanneer je kunt beginnen met schrijven. We verwachten van je dat je het vervolg van de roman dan binnen twee weken aan ons mailt. Voeg er ook een zeer beknopt CV-tje aan toe.

Omdat wij naast professionele schrijvers ook beeldend kunstenaars uitnodigen om deel te nemen aan het schrijven, zal niet iedereen een Harry Mulisch of Nicci French zijn. Het doel van deze Toendra roman is niet om een literair werk te maken dat in stijl en vorm een eenheid is, maar om samen een mooi, spannend verhaal te schrijven. Een werk dat leuk en plezierig is om te lezen. Het gaat vooral om de verrassende wendingen die iedere deelnemer er aan weet te geven!!! Iedere deelnemer is dus vrij om in zijn/haar eigen stijl en idioom te schrijven. Kortom: schrijven met je hoofd èn je hart.

Het is de opdracht aan de deelnemers om het verhaal verder te schrijven, er spannende wendingen aan te geven, het tot een boeiende climax te brengen. Maar schrijf er geen einde aan, want deze roman heeft geen einde, net zoals de kunst het eeuwige leven heeft!

woensdag 14 januari 2009

HOOFDSTUK 3

Op het moment dat Paul Vrelex in Frankrijk de regendruppels op zijn gezicht begon te tellen (die zich even later zouden vermengden met bittere tranen) ging Ella van Zanten in New York de eerste fase van haar meditatieoefening in:

1) Ga ontspannen zitten en sluit je ogen. Ella schuift wat op en neer op de houten caféstoel totdat ze voor haar gevoel keurig rechtop zit, met haar voeten plat op de grond. Wat staat er nu op de voorgrond? De economische crisis. Er is veel minder van haar werk verkocht dan bij de vorige expositie. Ze moet nu haar spaargeld aanbreken om rond te komen.
2) Richt de aandacht op je ademhaling. Volg de adem een aantal minuten zoals die is. Hoog en oppervlakkig. Geen wonder. Echt ontspannen kan ze de laatste tijd niet. Ze telt iedere uitademing om de aandacht erbij te houden.
3) Ga terug naar een recente gebeurtenis. Kies een specifiek moment. Waar ben je? Thuis, in de loft. Hoe ziet het er uit? Duifgrijze muren, hoge ramen met een prachtig uitzicht op de Hudson. Een witte hoogglans houten vloer met bonte voddenkleden. Houten rekken vol boeken en tijdschriften. Een grote tafel waar wel acht mensen aan kunnen eten met allemaal verschillende caféstoelen er omheen. Oude banken met een vaalblauwe fluwelen bekleding. Een schildersezel voor het raam en een ladekast vol tubes olieverf. Potten met kwasten erop. Schilderijen aan de muur. Wie zijn daar? Ella is alleen maar ze heeft haar moeder in Nederland aan de telefoon. Hoe ben je daar zelf? Je bent een zelfstandig kunstenaar. Moe, grieperig en nog steeds in de pyjama met de lange bruingrijze haren los tot op de taille en met warme gevoerde pantoffels aan. Wat is je stemming? Somber. Wat doe je? Muesli eten. Wat houdt je bezig? Je maakt je zorgen om je eigen situatie en om je moeder. Wie is degene die opdat moment waarnam? Ella. Wie is degene die daar nu naar kijkt? Ella. Neem waar hoe je toen was en hoe je nu bent. Zorgelijk en zorgelijk. ‘What’s new?’
4) Neem een moment van rond je twintigste. Kies een specifiek moment. Waar ben je? Het gekke was dat er altijd wel iets naar boven kwam. Ze stond in een hippe galerie in Soho. Hoe ziet het er uit? Hoge plafonds, witte muren, grote ramen. Wie zijn daar? Klasgenoten van de kunstacademie tussen levensgrote foto’s van Blondie en The Stones. Kijk ze aan. Anna en Sofie hebben alleen maar aandacht voor elkaar. Lieve Josie heeft kohl op haar oogleden gesmeerd en haar hanenkam staat fier overeind. Ze is nog steeds hyper, ondanks de jetlag. Ze vlindert van de één naar de ander. Thomas praat met de galeriehouder, met handen en voeten. Paul staat naar buiten te kijken. Hij heeft zijn haar al maanden laten groeien. Hij is nog steeds een beetje een slungel, maar wel prominent afwezig aanwezig. Knetterstoned waarschijnlijk. Het is moeilijk om oogcontact met hem te maken. Maar als hij je eenmaal aankijkt sla je je ogen neer. Hoe ben je daar zelf? Je bent een student. Naïef nog. Een punkertje, met kort donker haar dat je zelf knipt. Wat is je stemming? Je bent opgewonden. Je bent voor het eerst in de Verenigde Staten. Je bent verliefd. Wat doe je? Je probeert een groot glas witte wijn weg te werken. Je luistert naar Bruce Springsteen en het geroezemoes om je heen. Wat houdt je bezig? Hoe trek ik de aandacht van Paul? Ziet hij me wel staan? Ziet hij me wel zitten? Toen was je daar, nu ben je hier. De ogen waarmee je toen keek zijn dezelfde ogen waarmee je nu kijkt.
5) Neem een moment rond je tiende. Kies een specifiek moment. Waar ben je? In de eetzaal van een hotel aan zee. Hoe ziet het er uit? Tafels voor het raam, een modern interieur. Wie zijn daar? Ella is op vakantie met haar ouders en jongere zusje. Kijk ze aan. Ik lijk op mijn vader, denkt Ella. Slank en donkerblond. En haar zusje lijkt op haar moeder. Blond en molliger. Hoe ben je daar zelf? Een kind nog, onbezorgd en veilig. Nieuwsgierig ook. Naar de toekomst. Je bent in Burda-patronen gestoken die moeder ’s avonds thuis naait. Wat is je stemming? Uitgelaten, opgetogen. Wat doe je? Je kijkt naar de zonsondergang. Wat houdt je bezig? Hoe ziet het er uit aan de andere kant van de zee?
6) Wat is het deel van jou dat er altijd al was en er nu nog steeds is? Ella is zoals gewoonlijk verbaasd hoe ze elke keer weer bij haar kern uitkomt, haar pure zelf dat de schoonheid ziet in alles om haar heen. Het maakt haar rustiger, en onbewust is haar ademhaling regelmatiger en dieper geworden. Ze kan haar zorgen weer even loslaten. Ze heeft het altijd gered, en door deze moeilijke periode komt ze ook wel weer heen.
Ze concentreert zich nog even op haar ademhaling en opent dan haar ogen. Ze gaapt, krabt zich op haar hoofd en rekt zich uit.

Ze vraagt zich af hoe het nu met Paul gaat. Ze hebben jarenlang een knipperlichtrelatie gehad na het uitstapje naar New York van de kunstacademie. In Nederland en in New York. Maar Paul kon zich niet binden. Ella wilde juist vastigheid, zekerheid. Paul rebelleerde en deed alles wat God verboden had. Ella had de documentaire van James Branton over hem gezien. Ze was geschrokken van de schade die de drank en de drugs hadden aangericht. Paul en Thomas leefden allebei het cliché van de kunstenaar. Ze waren al rivalen op de academie. Ella volgde hun uitspattingen geregeld op het internet. Ze had het idee dat Thomas er geestelijk slecht aan toe was. Via via hoorde ze rare verhalen over hem. Ze had er geen behoefte aan om Thomas weer te zien maar Paul…
Ella liep naar de grote koelkast toen de telefoon ging. ‘Hello?’ ‘Ella? Met Paul.’

Gerda Minkjan

vrijdag 9 januari 2009

HOOFDSTUK 2

"Nee geen suiker alstublieft, want ik mors altijd, en dan denken ze dat ik weer aan de coke zit". Zijn stem klonk als die van een vreemde. Hij bloosde. De oma van de oliebollenkraam met een kapsel van gegraveerde golven, keek hem verbaasd aan, traditionele irritatie schitterde in haar brilleglazen. "Nee jongeman, we verkopen geen coca cola". "En zonder krenten, graag". De rij achter hem roezemoesde als een slang die aan het vervellen is.

Met het warme zakje verdween hij in het buurtpark, als een hondebezitter met de drol van de dag. Hij was vrolijk! Absoluut! Niks cynisch! Hij had er zin in! Feestdagelijks! Hij was gekleed in uitroeptekens.
Hij ging op een natte parkbank zitten. Fantasieen over incontinentie verwarmde zijn teelballen. Hij liet de oliebol - waar hij een 13 minuten voor in de rij had gestaan - op zijn handpalm ploffen. Het ei van Columbus! De ontdekking van een melige wereld!
De gans kwam, zoals afgesproken, aggressief op hem af als een junk die vindt dat de wereld zijn hobby dient te dienen. Hij gooide de bol naar zijn lever-gespreksgenoot. Dit keer dubbelraak. De gans schudde zijn kop in ontkenning en waggelde achter de oliebol aan die probeerde te onvluchten. Tevergeefs. Stilte. Geschrok.

Hij, Thomas - te lui om ongelovig te zijn - stond op, schudde de motregen uit zijn krullen. "Dit is godverdomme toch geen winter te noemen!!" En terwijl de gans bijkans stikte, ging Thomas met ferme stappen richting huis. Morgen met suiker! Een tinteling van geluk waaierde door zijn lichaam. Uit het niets, een spaarlamp die na een week al kapotspat, het besef: ik kom niet meer voor in de verhalen van mijn vrienden. En hij was niet meer eenzaam. Hij was een individu, een ondeelbaar geworden breekpunt.

Getoeter. Gierende remmen. "Klootzak, je denkt zeker dat je enige op de wereld bent". Bijna werd hij op zijn bek geslagen. Hij was als een kip zonder kop overgestoken. De rij bij de oliebollenkraam keek bestraffend naar hem, als een waslijn van ogen. De dag des oordeels was wel erg onverwachts aangebroken.
Een gedachte kapzeist in zijn kop, terwijl iemand die hij niet verstaat de weg vraagt. Nee geen buitenstaander, gewoon een Oerdegelijke Hollandse snol zo dronken als een toeter. (Wat hij niet weet is dat ze hem vraagt "Waar woon je schatje?"). Maar goed. Kapsalon denkt hij. "Nee die ja open". Zwart laten verven, die krullen, kunstmatige intelligentie. Verdomd. Een kapsalon. Ja een kapsalon. Hij rent gelijk een couveuse naar huis. Eet de mikmak in één volzin en valt op de bank in slaap. Rente van zijn verwaarloosde honger. Nee dromen doet hij niet aan. De kachel walmt in een rusteloze december.


Thomas schiet wakker. Flashback. Academie eerste jaar. Lieveling van de leraar schilderkunst. Achter hem een roodharig cliché gedrocht die in zijn nek hijgt, die iedere streek van zijn doek steelt. Onbewust achteraf geweten. Lelijk eendje, wordt zwaankleefaan van de kunstpikorde. En Thomas keek naar de spijkers door zijn handen, gekruisigd op zijn eigen houterige houding. Slappe zak. Maar toch slachtoffer te noemen van een roofzuchtige parasiet.

In zijn hand krampachtig een ansicht. Rotskust. Woeste eerlijke natuur en achterop: sorry voor dat alles. P.V. "Wie is dat? P.V.? Wie stuurt mij dit kaartje?".
(Lezer, prijs u gelukkig dat u denkt te weten hoe dat voelt en waarom. Laat maar zitten. Groddeck's Es gaat nu ingrijpen.)

Thomas springt op.
Pakt de paar boeken die hij nog heeft. Freud, Jung, Marx, Pierre Janssen, Kennedy, Gorbatschov en Lassie, gooit ze in de kachel en gaat gelukkig onwetend dood aan de reukloze omhelzing van koolmonoxide. Dat duurde wel even.

In Normandië treffen we P.V. aan bij een plaatselijke hoer. En hij komt klaar door terug te denken aan zijn coke-sex-avonturen. De coïtus-automaat is een bloedmooi landelijk product niet aan hem besteed. Gelukkig rolt ze wel zijn zakken. Hardhandig wordt hij door de portier op straat gegooid. Motregen.
Wat is er in de tussentijd allemaal gebeurd? Het mooie van de toendra is dat die nooit ophoudt. Woeste eerlijke natuur die ons als stront behandelt.
Er flakkert een kaars vlak bij een wang. Een traan verpareld in het licht van dons.
De mis en lukte kunsten-aarsjes Paul Vrelex en Thomas wisten geen van beiden wie ze waren. Het schikte het licht eigenlijk niet op hen te schijnen. Er blijft maar een ding over, voor wie dan ook : Max Sirner lezen: Der Einzige und Sein Eigentum. En dit hoofdstuk dat de schrijver zijn kop kost...nog een keer.

Thomas sluit achter aan de rij voor het vage vuur, naast hem een ezel. Hij krijgt een tube tandpasta en een penseel van ijzerdraad. Om daar mee een clownslach te schilderen op zijn gezicht....mag er dan niet gelachen worden?

In Auschwitz heette dat ook gewoon kapsalon hoor en de wereld bestaat niet.

Henri van Zanten