Wil je als schrijver een bijdrage leveren, neem contact op met de redactie. Je krijgt dan van ons een bericht wanneer je kunt beginnen met schrijven. We verwachten van je dat je het vervolg van de roman dan binnen twee weken aan ons mailt. Voeg er ook een zeer beknopt CV-tje aan toe.

Omdat wij naast professionele schrijvers ook beeldend kunstenaars uitnodigen om deel te nemen aan het schrijven, zal niet iedereen een Harry Mulisch of Nicci French zijn. Het doel van deze Toendra roman is niet om een literair werk te maken dat in stijl en vorm een eenheid is, maar om samen een mooi, spannend verhaal te schrijven. Een werk dat leuk en plezierig is om te lezen. Het gaat vooral om de verrassende wendingen die iedere deelnemer er aan weet te geven!!! Iedere deelnemer is dus vrij om in zijn/haar eigen stijl en idioom te schrijven. Kortom: schrijven met je hoofd èn je hart.

Het is de opdracht aan de deelnemers om het verhaal verder te schrijven, er spannende wendingen aan te geven, het tot een boeiende climax te brengen. Maar schrijf er geen einde aan, want deze roman heeft geen einde, net zoals de kunst het eeuwige leven heeft!

vrijdag 9 januari 2009

HOOFDSTUK 2

"Nee geen suiker alstublieft, want ik mors altijd, en dan denken ze dat ik weer aan de coke zit". Zijn stem klonk als die van een vreemde. Hij bloosde. De oma van de oliebollenkraam met een kapsel van gegraveerde golven, keek hem verbaasd aan, traditionele irritatie schitterde in haar brilleglazen. "Nee jongeman, we verkopen geen coca cola". "En zonder krenten, graag". De rij achter hem roezemoesde als een slang die aan het vervellen is.

Met het warme zakje verdween hij in het buurtpark, als een hondebezitter met de drol van de dag. Hij was vrolijk! Absoluut! Niks cynisch! Hij had er zin in! Feestdagelijks! Hij was gekleed in uitroeptekens.
Hij ging op een natte parkbank zitten. Fantasieen over incontinentie verwarmde zijn teelballen. Hij liet de oliebol - waar hij een 13 minuten voor in de rij had gestaan - op zijn handpalm ploffen. Het ei van Columbus! De ontdekking van een melige wereld!
De gans kwam, zoals afgesproken, aggressief op hem af als een junk die vindt dat de wereld zijn hobby dient te dienen. Hij gooide de bol naar zijn lever-gespreksgenoot. Dit keer dubbelraak. De gans schudde zijn kop in ontkenning en waggelde achter de oliebol aan die probeerde te onvluchten. Tevergeefs. Stilte. Geschrok.

Hij, Thomas - te lui om ongelovig te zijn - stond op, schudde de motregen uit zijn krullen. "Dit is godverdomme toch geen winter te noemen!!" En terwijl de gans bijkans stikte, ging Thomas met ferme stappen richting huis. Morgen met suiker! Een tinteling van geluk waaierde door zijn lichaam. Uit het niets, een spaarlamp die na een week al kapotspat, het besef: ik kom niet meer voor in de verhalen van mijn vrienden. En hij was niet meer eenzaam. Hij was een individu, een ondeelbaar geworden breekpunt.

Getoeter. Gierende remmen. "Klootzak, je denkt zeker dat je enige op de wereld bent". Bijna werd hij op zijn bek geslagen. Hij was als een kip zonder kop overgestoken. De rij bij de oliebollenkraam keek bestraffend naar hem, als een waslijn van ogen. De dag des oordeels was wel erg onverwachts aangebroken.
Een gedachte kapzeist in zijn kop, terwijl iemand die hij niet verstaat de weg vraagt. Nee geen buitenstaander, gewoon een Oerdegelijke Hollandse snol zo dronken als een toeter. (Wat hij niet weet is dat ze hem vraagt "Waar woon je schatje?"). Maar goed. Kapsalon denkt hij. "Nee die ja open". Zwart laten verven, die krullen, kunstmatige intelligentie. Verdomd. Een kapsalon. Ja een kapsalon. Hij rent gelijk een couveuse naar huis. Eet de mikmak in één volzin en valt op de bank in slaap. Rente van zijn verwaarloosde honger. Nee dromen doet hij niet aan. De kachel walmt in een rusteloze december.


Thomas schiet wakker. Flashback. Academie eerste jaar. Lieveling van de leraar schilderkunst. Achter hem een roodharig cliché gedrocht die in zijn nek hijgt, die iedere streek van zijn doek steelt. Onbewust achteraf geweten. Lelijk eendje, wordt zwaankleefaan van de kunstpikorde. En Thomas keek naar de spijkers door zijn handen, gekruisigd op zijn eigen houterige houding. Slappe zak. Maar toch slachtoffer te noemen van een roofzuchtige parasiet.

In zijn hand krampachtig een ansicht. Rotskust. Woeste eerlijke natuur en achterop: sorry voor dat alles. P.V. "Wie is dat? P.V.? Wie stuurt mij dit kaartje?".
(Lezer, prijs u gelukkig dat u denkt te weten hoe dat voelt en waarom. Laat maar zitten. Groddeck's Es gaat nu ingrijpen.)

Thomas springt op.
Pakt de paar boeken die hij nog heeft. Freud, Jung, Marx, Pierre Janssen, Kennedy, Gorbatschov en Lassie, gooit ze in de kachel en gaat gelukkig onwetend dood aan de reukloze omhelzing van koolmonoxide. Dat duurde wel even.

In Normandië treffen we P.V. aan bij een plaatselijke hoer. En hij komt klaar door terug te denken aan zijn coke-sex-avonturen. De coïtus-automaat is een bloedmooi landelijk product niet aan hem besteed. Gelukkig rolt ze wel zijn zakken. Hardhandig wordt hij door de portier op straat gegooid. Motregen.
Wat is er in de tussentijd allemaal gebeurd? Het mooie van de toendra is dat die nooit ophoudt. Woeste eerlijke natuur die ons als stront behandelt.
Er flakkert een kaars vlak bij een wang. Een traan verpareld in het licht van dons.
De mis en lukte kunsten-aarsjes Paul Vrelex en Thomas wisten geen van beiden wie ze waren. Het schikte het licht eigenlijk niet op hen te schijnen. Er blijft maar een ding over, voor wie dan ook : Max Sirner lezen: Der Einzige und Sein Eigentum. En dit hoofdstuk dat de schrijver zijn kop kost...nog een keer.

Thomas sluit achter aan de rij voor het vage vuur, naast hem een ezel. Hij krijgt een tube tandpasta en een penseel van ijzerdraad. Om daar mee een clownslach te schilderen op zijn gezicht....mag er dan niet gelachen worden?

In Auschwitz heette dat ook gewoon kapsalon hoor en de wereld bestaat niet.

Henri van Zanten